zaterdag 19 april 2014

ollekebolleke

Dames en heren, mag
ik nu uw aandacht dan
toon ik mijn kunsten zo
goed als dat gaat
't is echt niet mak’lijk zo’n
ollekebolleke
toch is hij klaar en zelfs
best adequaat

Ik ben niet bang

In groep vier op de basisschool vroeg de meester een keer aan de klas waar we bang voor waren. Eerst vroeg hij wie er bang was voor monsters. Ik en een paar andere kinderen staken onze hand op. Daarna vroeg hij wie er bang was voor boeven en enge mannen die rare dingen willen. De overige kinderen staken hun hand op (behalve drie die daar te stoer voor waren). Ik niet. Ik heb blijkbaar een zeer goede jeugd gehad waarin ik nooit een man ben tegengekomen die rare dingen wilde, en boeven kende ik alleen uit cartoons, waar ze of stiekem goed waren, of aan het einde van de aflevering achter slot en grendel verdwenen. Monsters leken me veel enger, die kon je niet eens zien…
De meester was het daar niet mee eens. Dat je bang was voor enge mannen en boeven begreep hij wel. Maar monsters bestaan niet, en het was dom om daar bang voor te zijn.
Erg veel deed dat me niet. Vanaf dat moment vond ik de meester stom en ik ging gewoon door met knuffelforten bouwen tegen het Donker En Alles Wat Zich Daarin Verschool, en zweefde nog steeds net boven de wc zodat de arm die daarin verstopt zat me niet te pakken kon krijgen.
Maar ook ik werd ouder. En op een gegeven moment moest ik toegeven dat de stomme schoolmeester zijn zin had gekregen. Er zaten steeds minder armen in de wc verstopt en ik hoefde niet per se de lichtjes op de gang en de overloop aan te knippen om veilig mijn bedje te bereiken. Kortom: ik was niet meer bang in het Donker. Ik kon na een tijdje zelfs genieten van de stilte en de rust die het met zich meebracht.
Deze bevrijding had een onverwacht vervolg. Het Donker was namelijk het enige concrete waar ik echt bang voor was geweest. Spinnen doen me alleen iets als ze heel erg groot zijn, en dat gevoel dat je achtervolgd word door een eend (wat trouwens een fictieve angst is, sorry 9gag) heb ik ook nooit mogen ervaren. Van de tandarts kreeg ik een cadeautje als ik dapper was, en ik heb lang haar dus de schaar van de kapper blijft altijd op veilige afstand.
Maar je kan niet nergens bang voor zijn. Als iemand aan je vraagt ‘waar ben je bang voor?’ dan verwachten ze een antwoord. Iedereen is immers ergens bang voor.
Ik natuurlijk ook. Maar dit op zo’n vraag is het niet de bedoeling dat je over verlatingsangst, jeugdtrauma’s of faalangst begint. Je vertelt iets ludieks, zodat zij je even kunnen uitlachen, waarna jij hen kan uitlachen om hun gebreken. Een enkeling zal in een hipsterige (even tussendoor, Word herkend het woord ‘hipsterig’ gewoon) bui zelfs een vriendenboekje aangeschaft hebben, waar je dan tussen je ‘mooiste lievelingskleur’ en je ‘favoriete held’ je ‘grootste angst’ kan opschrijven.
Maar dat gaat dus lastig als je geen concrete angst hebt. Er zit dus maar een ding op: liegen. Ik fantaseer mijn angsten bij elkaar zodat er in hun gedachten monsters op het matrasje onder mijn bed slapen, en ze de meisjes achter mij in de spiegel zien staan. Ik lieg en lieg en lieg en lieg. Ik lieg net zolang tot de leugens mijn dromen binnenwandelen en voorspellingen gaan doen over wat er gebeurt als ze erachter komen. Ze leiden mijn aandacht af in de hoop dat ik me verspreek of iets heel anders in het vriendenboekje schrijf dan de bedoeling is. Het zweet breekt me uit, mijn handen beginnen te trillen. Oh wat ben ik blij dat ik nergens bang voor ben.