donderdag 12 december 2013

I'm going Toedeloe

Ooit, lang lang geleden, toen alles nog goed was en Nederlanders nog niet zo goed waren in Engels, bevond een Nederlandse man zich in Engeland.
Veel deed hij er niet. Hij wandelde wat rond over het Engelse land en bedacht zich dat sommige dingen er net zo uitzagen als thuis, en andere dingen niet. Een gewone toerist dus.
Deze man had er een gewoonte van gemaakt om, bij wijze van ‘cultuurproeven’ (hoewel dat woord in die tijd natuurlijk nog niet bestond) te pas en te onpas mensen die hij tegenkwam aan te spreken. Gesprekken verliepen uitermate stroef want de man sprak zeer slecht Engels. Hij las dus vooral dingen voor uit zijn taalgids, waar wel vragen in stonden, maar geen antwoorden.
Op een grijze woensdag middag besloot de man om maar eens een echt Engelse pint te proberen in een plaatselijke pub. Hij miste het schuim, en wilde dat aan de vrouw naast hem vertellen. Hij zocht de juiste zin op in zijn gids, en begon een klein gesprekje. Hij was hier nu al enige tijd en sommige dingen verstond hij al. Omdat de vrouw niet zo goed wist wat ze met dit vreemde figuur aan moest, verontschuldigde ze zich en zei: ‘I’m sorry but I’m going to the loo.’
Toen de vrouw weg was, zocht de man in zijn taalgids op wat hij zojuist gehoord had:
I’m sorry: het spijt me
Going: gaan, weggaan
Dat laatste woord kon hij echter niet vinden. Dus noteerde hij het onderaan de lijst met nog ongedefinieerde woorden die hij bijhield op de achterpagina.
De vrouw kwam niet meer terug, dus ging de man maar weer naar zijn hotel, waar hij een kaart naar huis schreef:

Dag Greet,

Hoe gaat het met je? Met mij gaat het heel goed. Ik heb al heel veel bijzondere dingen gezien. Deze kaart is te klein om dat allemaal te vertellen, maar ik kan niet wachten hoor! Ik noem mezelf hier Robert, want niemand kan mijn naam normaal uitspreken. Gek hè? Wees gerust, het zal niet lang meer duren voor ik huiswaarts keer. De kerk op de voorkant heb ik gisteren in het echt gezien, mooi is ie hè?

Groetjes en zoals ze het hier zeggen:
Toedeloe!

Gerben.

zondag 8 december 2013

Poep onder je schoen

Ik wacht op de bus. De straat is rustig, en ik hou van lege straten in het donker. Dus geniet ik een beetje van de motregen en het oranje licht van de lantarenpalen. Het is niet koud. In gedachten verzonken staar ik in de richting waar de bus vandaan moet komen. Straks pas, maar ik staar toch. Want wachten is immers voor een groot deel hopen dat iets eerder gebeurt dan is afgesproken.
Een grijze auto stopt op de busbaan, een paar meter voor mijn neus. Achter het stuur zit een oudere vrouw. Het meisje op de passagiersstoel stapt uit de auto. Ze manoeuvreert wiebelig over de stoeprand tussen de bosjes en de auto heen en weer en kijkt naar beneden.
De vrouw blijft achter het stuur zitten.
Ik vraag me af of het meisje iets zoekt en wil haar net vragen of ze hulp kan gebruiken, als de vrouw achter het stuur haar mond open doet.
‘Wel goed vegen hè? Ik moet geen poep in m'n auto heb’m.’
‘Ja, oma,' zegt het meisje op een been wiebelend achteruit kijkend. Ze trekt haar rechtervoet omhoog en kijkt in het vage licht van de lantaarnpaal of er nog wat onder haar zool kleeft.
‘Ga nog maar eem' door, da’s vast nog niet genoeg.’ Zegt oma. ‘Ik moet die hondenpoep niet in m'n auto hebb’m, dat kan nog weken blijve stink’n.’ Ze heeft kort, geblondeerd haar en draagt een zilveren Michelin-jas met een bontkraag.
Daarop stapt het meisje de verhoging van de bushalte op en hinkt op haar linkerbeen naar het gras. Ze schraapt met haar rechtervoet over de natte kluiten, onhandig heen en weer wippend om haar evenwicht te bewaren. Af en toe controleert ze of er nog wat onder haar schoen zit. Dit gaat een tijdje door, tot oma denkt dat het wel weer kan, en het meisje in mag stappen waarop ze weer verder rijden.

‘Waar gaat het heen met de wereld!' Hoor ik achter me. Ik kijk om. Ik was zo gebiologeerd aan het toekijken, dat ik niet eens had gemerkt dat er een man was die met me mee deed. Met een afkeurende blik kijkt hij de auto na.
‘Vind je niet? Dat kan toch niet! Het arme kind.’
Ik haal mijn schouders op, maar hij gaat door. ‘Ik vind dat dus echt niet kunnen. Wat leren die kinderen daar nou helemaal van? Zo erg is het toch ook weer niet je auto een beetje vies wordt. Die kinderen krijgen helemaal een verkeerd beeld van al die verwennerij van ouders en grootouders die nergens tegen kunnen. Moet je ook geen hond nemen.’
Ik kijk naar hem en vraag me onwillekeurig af wat er zou gebeuren als je dit op Twitter zou zetten. Wie zou er meer doodsbedreigingen krijgen, de vrouw die niet wil dat haar auto naar poep ruikt, of de man die zich daarop afvraagt waar het heengaat met de wereld?

zondag 17 november 2013

Er was eens


Er was eens een jongen die niet wist dat erdoor iets anders is dan eromheen.

donderdag 14 november 2013

Er was eens...

Er was eens een kunstenaar die niet wist dat je beter niet kan proberen om de hedendaagse individualisering te verbeelden in een picknickplaats.


maandag 11 november 2013

de reden dat ik je haat

is niet
hoe je blik telkens
de ruggen van anderen volgt
terwijl ik naast je sta

het is niet
hoe je niet om mij lacht
maar wel om hen
hoe je niet naar mij kijkt
maar wel
hoe je nooit naar mij
en altijd naar hen

het is ook niet
dat ik nooit kan voorspellen
wanneer het kan en wanneer niet
wanneer je gaat schreeuwen
of 'je blik' naar me zendt
en wanneer je beaamt

nee

het zijn je helderblauwe ogen
zeer verbaasd en welgemeend
en hoe je elke keer weer vraagt

hoezo is
er iets
dan


verschenen in:
Doe Maar Dicht Maar 2012

maandag 28 oktober 2013

vliegende schapen en gezellige bushokjes

De herfst had zich verslapen. Toen hij wakker schoot en zag dat het al bijna november was, raakte hij in paniek en bedacht dat hij de wereld weer even moest laten weten dat hij bestond. Regen werkt niet meer in dit kikkerlandje, daar hebben ze al genoeg van. Elk jaargetijde stroomt er mee over. Nee, hij moest wind hebben. Wilde, woeste, verwoestende wind. Hij liet het stuiven door de straten en danste een dodendans met de bomen. De bladeren en twijgen dwarrelden in het rond. Sommigen hielden het niet vol. Met een tegenstribbelend gekreun vielen ze ter aarde. Eventuele obstakels meenemend in hun val.

Mijn vader wilde niet dat ik op de fiets naar school zou gaan. Ik moest met de bus. Dat deed ik normaal gesproken ook al, maar nu benadrukte hij het nog maar even. Zelf ging hij wel fietsen, maar ja vaders hebben nou eenmaal hun eigen logica.
Na veel gedoe met nieuwsberichten die je vertelden binnen te blijven en verontrustende  whapjes van klasgenoten over daken die van huizen vielen en vliegende schapen, bleek zelfs ons dorp niet onbereikbaar voor het noodlot (en ja, je hebt natuurlijk gelijk, normaal gesproken gebeurt er nooit iets in dit gat. Maar het weer houdt zich niet aan afspraken over rust, regelmaat en barbecues. Zelfs niet als ‘hier gebeurt nooit wat’ het dorpsmotto zou moeten zijn). Alleen al in onze straat vielen twee bomen om, waarvan een op een huis in aanbouw, en een ander op huis waarvan de eigenaar van klussen houdt. Het noodlot kent soms rare kronkels.

Bijna imiteerde ik E.T. op weg naar de bushalte. Trappen was overbodig en ik werd bijna de lucht in getild. De vrouw die tegen de wind in moest fietsen wenste ik succes. Ze lachte en zei dank je wel.
Het was gezellig bij de bushalte. Het is die regel van de gezamenlijke vijand denk ik. Als je met z’n allen hetzelfde slachtoffer bent, gaat iedereen ineens heel gezellig doen. Toen er na een half uur nog steeds alleen maar bussen de verkeerde kant op reden, besloot ik om mijn moeder te bellen. Die raakte in paniek omdat ze niet wist hoe ze op moest zoeken of de bussen nog reden. En nee, ze kon me ook niet brengen want ze moest nog iets belangrijks doen en dat was zo veel gedoe. Of Orpa, onze schoonmaakster, dat dan misschien niet kon. Dat mocht gelukkig. De spraakzame vrouw en een wildvreemde man mochten ook mee. ‘Tenzij je niet tegen hondenhaar kan, ik heb zo’n grote Duitse herder weet je wel, en die zit altijd achterin’. De auto zwieberde in de wind. We telden de omgewaaide bomen en iedereen was lacherig van de hachelijkheid van het alles. 
In Groningen wenste iedereen elkaar een fijne dag. ‘En pas op voor vallende bomen hé!’

Ik kwam zelfs nog op tijd.

woensdag 23 oktober 2013

Een natuurramp in mijn boek

er is een vraagteken in mijn boek
gemorst
met de onvoorzichtigheid van een kop koffie

ogen vol verbaasd, verdrietig en
verwoest
wuiven wegvarende woorden na

een krant met de dagelijkse ellende-
regen
dept de verwoesting van natuurramp tot erger

zinnen zwemmen slecht, ze zijn
oplosbaar
ze houden niet van vieze koffie

een boek zonder einde is het verdergaan niet
waard
een overstroming in de krant zo weer vergeten

het is tijd voor nieuwe koffie met
troost
troost heet ook wel een stuk appeltaart


Verschenen in:
Doe Maar Dicht Maar 2013